Verlichtingstheorie

Luminanties in verhouding

Aan de hand van drie voorbeelden worden luminanties in concrete toepassing met elkaar vergeleken. Alle voorbeelden betreffen het voorplein van een historisch evenementengebouw, een stationshal en een winkel voor exclusieve accessoires in een voetgangerszone.

Voorbeeld 1: voorplein van een historisch evenementengebouw

Via een oplopende verlichtingssterkte worden de bezoekers naar de ingang van het gebouw geleid.

De bezoeker wordt ontvangen op een royaal plein, waar men via een klein park kan komen. Voertuigen mogen maar kort stilstaan op de oprijlaan om gasten te laten in- en uitstappen. Het park wordt afgebakend met vrijstralende bolderarmaturen, waarvan het licht voor een goede gezichtsherkenning op het voetpad zorgt. Tegelijkertijd zijn de voetgangers zo goed zichtbaar voor de automobilisten. Het plein voor het historische gebouw wordt met lichtbouwelementen verlicht. Deze geven structuur aan het gebied. Een royale trap met geïntegreerde wandinbouwarmaturen aan de zijkant voert je het gebouw in.

De ingang begroet de gast met arcades, waarvan de zuilen worden geaccentueerd met grondinbouwschijnwerpers. Binnen deze overkapping worden vrijstralende plafondarmaturen gebruikt. Op het dak van de arcade accentueren vlakstralers het bovenste gedeelte van de gevel van het gebouw. Het verlichtingsniveau loopt op naarmate je dichter bij de ingang komt. Beginnend met de kleinste luminantie bij de bolderarmaturen aan de rand van het park, stijgt het niveau bij de straat naar 1: 2, verder naar het plein 1: 2: 3 naar de trap 1: 2: 3: 5. Direct bij de entree is, in vergelijking met de uitgangspositie, de vijftienvoudige luminantie bereikt, dus 1: 2: 3: 5: 15.

a) Ingang 15-voudige luminantie b) Trap 5-voudige luminantie c) Plein 3-voudige luminantie d) Oprijlaan 2-voudige luminantie e) Aangrenzend park 1-voudige Luminantie

Het perspectief in vogelvlucht verduidelijkt de verhoudingen van de luminanties tot elkaar. De laagste luminantiewaarde wordt met 1 gedefinieerd. Zo ontstaat een verhouding van 1: 2: 3: 5: 15.

Voorbeeld 2: stationsgebouw

Twee massieve gebouwen zijn met elkaar verbonden door een gewelfd dak. Deze stationshal heeft glazen gevels die vrij zicht geven op het voorplein of de sporen. Rechts en links lopen winkelpassages door tot in het gebouw. In het centrum van de hal bevindt zich een informatiebalie. In de aanbouw aan de achterzijde leiden trappen naar de perrons. De luminantieverhoudingen worden van de ingang van het station tot aan de trappen, die naar de perrons leiden, bekeken. De laagste luminantie bevindt zich in het overdekte gedeelte voor het station en wordt met ´´1´´ aangeduid. Bij het betreden van de ontvangsthal verdrievoudigt de luminantie.

De open informatiebalie in het midden wordt extra geaccentueerd met licht. Hieruit ontstaat de verhouding 1: 3: 6. De winkelpassages worden enigszins sterker verlicht dan de stationshal. De etalageverlichtingen worden hierbij buiten beschouwing gelaten, omdat deze al naar gelang het tijdstip kunnen variëren en telkens individueel worden bestuurd. In vergelijking met de entree worden de passages met een luminantie van 1: 4 uitgerust. Bij de trappen naar de perrons wordt het weer wat donkerder. Hier heerst de tweevoudige luminantie ten opzichte van de entree, dus 1: 2.

a) Ingang 1-voudige luminantie b) Stationshal 4-voudige luminantie c) Informatiebalie 6-voudige luminantie d) Winkelpassages 4-voudige luminantie e) Passages naar de sporen 3-voudige Luminantie

Dit perspectief verduidelijkt de verhoudingen van de luminanties tot elkaar. Ook hier wordt de laagste luminantiewaarde met 1 gedefinieerd. Dat resulteert in 1: 4: 6: 4: 3.

Voorbeeld 3: winkel voor hoogwaardige accessoires in een voetgangersgebied

Het beoordelingsvlak van de winkel loopt van de voetgangerszone direct voor de winkel tot aan de achterwand in de winkel, waar zich een productpresentatie met achtergrondverlichting bevindt. Ook in deze situatie gaan wij uit van de laagste luminantiewaarde: direct voor de winkel in het voetgangersgebied. De ingang wordt geflankeerd door twee etalages, waarvan de verlichting via een lichtbesturing aan het daglicht wordt aangepast. Op de vloer wordt 200 lx gemeten. Bij de kassa wordt 500 lx bereikt. Zo ontstaat daar een verhouding van 1: 4: 10.

De productpresentatie aan de zijwanden wordt in vergelijking met de ingang van 20-voudige luminantie voorzien. Aan de voorzijde bevinden zich zeer hoogwaardige producten in ingebouwde vitrines met achtergrondverlichting. Daarvoor bevinden zich tafeltjes voor verkoopgesprekken. Hier is een verlichtingssterkte van 1800 lx nodig. Uitgaande van de laagste luminantiewaarde ontstaat een verhouding van 1: 36. Zo wordt de aandacht van de klant direct op de producten gericht.

a) Voetgangerszone 1-voudige luminantie In de etalages hangt de besturing van de luminantie af van het daglicht b) Vloer 4-voudige luminantie c) Toonbank 10-voudige luminantie d) Wandrekken 20-voudige luminantie e) Verkooptafels 36-voudige Luminantie

In de winkel verschillen de onderlinge verhoudingen van de luminanties sterk. Ook hier wordt de laagste luminantiewaarde met 1 gedefinieerd. Dat resulteert in 1: 4: 10: 20: 36.

Aan de hand van de genoemde voorbeelden worden mogelijke luminantieverdelingen getoond. Van het donkerste tot het lichtste gedeelte zijn er gedeeltelijk extreme schakeringen aanwezig. Toch wordt het licht als aangenaam ervaren. Waarom? Bij het evenementengebouw (voorbeeld 1) vormde de ingang het lichtste punt. De luminantie wordt richting de ingang geleidelijk sterker voor de naderende bezoekers. De gehele situatie is in één oogopslag volledig te overzien. Deze factoren geven een veilig gevoel. De ruimtelijke omstandigheden zijn te overzien en worden duidelijk gemarkeerd door het licht. Via de stijging van de luminantie wordt de route naar het evenement getoond. Bezoekers kunnen zich gemakkelijk oriënteren en voelen zich geborgen.

In het station (voorbeeld 2) zijn soepele overgangen tussen de luminanties belangrijk. Veel reizigers hebben haast. Informatie over treinverbindingen staat op de voorgrond. Sterk contrasterende lichtverhoudingen zouden storen. Hier wordt wat betreft verlichting afgezien van de spanningsboog. Lichte accentueringen van bepaalde zones door een stijgende luminantie worden ingezet bij de informatiebalie en in de winkelpassages. Al met al heeft het licht in het station een gelijkmatig effect en zorgt het voor visuele rust. Het oog hoeft zich nauwelijks aan te passen.

De verlichting in de exclusieve winkel (voorbeeld 3) daarentegen is vol spanning en accentueert. Sterke contrasten richten de aandacht direct op de productpresentatie. Ondanks deze verschillen in de lichtintensiteit ervaren klanten het licht als aangenaam. Ook hier is de totale situatie snel duidelijk.

In het menselijke gezichtsveld duiken zeer sterke licht-donkercontrasten op. Kennelijk worden deze contrasten tot een gemiddelde waarde samengeteld, want ze leiden niet tot het snel vermoeid raken van de ogen. Wanneer de ogen afwisselend aan zulke grote contrasten worden blootgesteld, moeten ze erg hun beste doen om zich aan te passen. Wanneer een verlichtingssituatie dus in één oogopslag kan worden overzien, kunnen sprongen in de luminantieverdeling zinvol worden ingezet. Hiermee kan een spanningsboog met licht worden opgebouwd en personen kunnen worden geleid en begeleid.

Wanneer een ruimte gelijkmatig van een bepaalde luminantie is voorzien en de ruimte met zijn afmeting volledig het menselijke gezichtsveld vult, dient de overgang naar een sterker of zwakker verlicht gedeelte geleidelijk te verlopen. Zo heeft het oog een goede mogelijkheid om zich, zonder moe te worden, op de gewijzigde lichtverhoudingen in te stellen. Hier zouden bij sprongen tussen duidelijk uiteenlopende luminantie verblinding en snelle vermoeidheid optreden. Een goede lichtenscenering draagt in belangrijke mate bij aan het welbehagen en zorgt vaak voor zakelijke successen. Tenslotte dient de lichtvormgever ter plaatse te beslissen welk licht in de betreffende situatie zinvol is.