Verlichtingstheorie

Typen verlichting

Met drie soorten verlichting worden alle lichtplanningstaken opgelost.

Verlichting in het algemeen

In de vijftiger jaren definieerde lichtplanner Richard Kelly (1910 –1977) een basisindeling van verlichtingssoorten:

Algemene verlichting – Licht om te zien Functionele verlichting – Licht om te bekijken Accentverlichting – Licht om te bezichtigen

De algemene verlichting definieert de omgeving en geeft een duidelijk beeld van de ruimtelijke situatie. Het licht is zacht en gelijkmatig. Er ontstaan geen scherpe schaduwen of contrasten. Buitenshuis treft men dit soort verlichting aan langs parkeerterreinen, paden en straten. Hier moet een bepaalde verlichtingssterkte overeenkomstig de norm worden bereikt. Binnenshuis vormt de algemene verlichting het achtergrondlicht, dat de dimensies van de ruimte duidelijk maakt.

Met functionele verlichting worden uitiliteitsgebieden verlicht. Het licht richt de focus op bepaalde gebieden waar extra aandacht van de gebruiker vereist is, bijvoorbeeld bij werkplekken, trappen en kruisingen met voetgangersoversteekplaatsen. Voor de functionele verlichting gelden meestal voorgeschreven normen.

Accentverlichting zorgt voor highlights en een gerichte verlichting van voorwerpen en architectuur. Dit licht moet duidelijk feller zijn dan de algemene verlichting, om de aandacht van de kijker te trekken. Dit werkt echter alleen wanneer het accentuerende licht slechts sporadisch in de ruimte wordt gebruikt, bijvoorbeeld bij objecten, architectonische details of afzonderlijke wandvlakken.

De drie verlichtingssoorten kunnen niet los van elkaar worden behandeld. Het is veeleer het samenspel, de combinatie in een evenwichtige verhouding, die voor een goede verlichting zorgt.

Algemene verlichting


Maar wat verstaan we onder goed licht?

In een goed verlichte omgeving voelen mensen zich veilig en op hun gemak. De ruimtelijke afmetingen zijn duidelijk zichtbaar. Hiervoor zijn lichte en donkere gradaties vereist, waarbij geen verblindende helderheid en te scherpe lichtstralen of totale duisternis mogen ontstaan. Bij bewust toegepaste verlichting zijn donkere gebieden mogelijk, die het effect van het licht extra benadrukken.

Juist bij de architecturale verlichting komen met dit verlichtingsprincipe details tot hun recht. Ruimten, binnen en buiten, laten zich met lichtzones structureren. Deze verlichte gedeelten modelleren de ruimte en vormen een spanningsboog voor de toeschouwer. Dit principe is vergelijkbaar met het daglicht. Verlichte en afgeschermde gebieden in onze omgeving helpen bij de oriëntatie en maken een snelle inschatting van de ruimtelijke afmetingen mogelijk. De mens heeft de afwisseling van licht en schaduw nodig om zich te kunnen oriënteren.

LED-armaturen maken een virtuoze omgang met licht mogelijk. Nauwkeurige reflectoren, exact berekende lichtuittredingen en op de taak afgestemde gedimde vermogensklassen bieden veel vormgevingsmogelijkheden. Gebieden kunnen heel gericht worden verlicht en met licht worden bijgestuurd. Licht wordt in toenemende mate gebruikt als stimulerend element. Markante architectuurpunten of landschapselementen kunnen met licht in de focus worden geplaatst. Stadsbeelden profiteren hier bijvoorbeeld van. Er kan aan hen een onmiskenbare uitstraling worden gegeven. Daarbij is het belangrijk om een visuele interactie tussen sterk verlichte zones en hun omgeving te creëren. Om een harmonisch beeld te laten ontstaan, mogen de contrasten hier niet te groot zijn. Deze verlichtingsmethode geldt zowel voor binnen als buiten. Overeenkomstig de betekenis van landschapselementen, gebouwen of ruimten is een glijdende schaal van de verlichtingssterktes raadzaam. Zo suggereert het licht denkbeeldige lijnen voor de toeschouwer en definieert het diens omgeving. Door inzicht in de ruimtelijke situatie ontstaat een veilig gevoel.


Functionele verlichting

Door besturingselektronica is een nog gerichter gebruik van licht mogelijk. Afhankelijk van de behoefte, bijvoorbeeld bij evenementen in steden, kan het licht eenvoudig veranderen wat betreft intensiteit of kleur. Gevels, objecten en gebouwen veranderen in een decor – of stadsparken stralen en trekken bezoekers aan met een hogere verlichtingssterkte. Licht markeert datgene wat speciaal is en is signaalgever. Doordat het licht variabel is, wordt de aantrekkingskracht van de ruimte verbeterd.

Ervan uitgaande dat er in een verlicht gebied voldoende lichtbronnen aanwezig zijn om het totaal van algemene-, functionele- en accentverlichting af te kunnen dekken, kan met de verandering van de bij elkaar opgetelde verlichtingssterkten het effect worden versterkt. De lichtsfeer laat zich daardoor zowel in positieve als in negatieve zin veranderen. Want hier is het belangrijk om erop te letten dat de verschillen wat betreft waargenomen licht niet te groot zijn. Voor het oog betekenen grote contrasten, dat ze hard moeten werken om zich aan te passen, wat tot vermoeidheid kan leiden.


Accentverlichting

Toch dient er een duidelijk verschil van de drie soorten verlichting mogelijk te zijn. Want alleen door de afwisseling tussen helderheid en donkere gedeeltes zijn wij in staat om ons in een omgeving te oriënteren. Een concrete numerieke definitie van de verhoudingen van de soorten verlichting tot elkaar is alleen onder laboratoriumomstandigheden mogelijk. In de praktijk zijn er beïnvloedende factoren aanwezig, die het ruimtelijke effect sterk kunnen veranderen.

De aard van de verlichte vlakken en hun kleur beïnvloeden het reflectiegedrag. Buiten komen daar nog de weersomstandigheden bij. Elk mens neemt licht bovendien anders waar en reageert er dienovereenkomstig op. Het spel met de verhoudingen tussen de afzonderlijke soorten verlichting is onderhevig aan een subjectief gevoel. Bij een verlichtingsinstallatie dient de theoretisch berekende planning ter plaatse te worden getest.